Home
De Stichting
Opera Zoeken
Recital Zoeken
Publicaties
Contact
Cavalleria Rusticana en Pagliacci in Luik
Santuzza - A.Antoine
Lola - A.Yerna
Lucia - M.Manzat
Turrido - J.Razador
Alfio - G.Dubuc
Nedda - A.Francois
Canio - A.Zambon
Tonio - M.Augustini
Silvio - B.Kelly
Beppo - D.Houbrechts
Het was een hele tijd geleden dat ik deze twee opera’s ten tonele meemaakte, hoewel het totale aantal voorstellingen dat ik er van in het verleden beleefde niet meer te tellen is. Ik moet zeggen dat ik ze zelden beter gehoord en nooit beter gezien heb. De volgorde was hier omgekeerd: anders komt altijd “Cavalleria” eerst, maar daar had de regisseur een bedoeling mee. Wie nu precies daarvoor tekende weet ik niet. De “mise-en-scène” kwam uit Antwerpen van Dua, maar blijkbaar voerde Vanderweyen regie in deze enscènering. Als dat zo is dan verdient hij de allerhoogste lof, zoals Dua trouwens ook voor de dekors. Als ik dan hoor op welke manier deze werken in Amsterdam ten tonele gebracht worden, en wat indertijd Frans Boerlage in Amsterdam met de ‘Pagliacci” uithaalde, dan is mijn achting voor wat Luik hier presteerde bijzonder hoog. Eindelijk gebruikte Luik weer eens het draaitoneel, dat zoveel mogelijkheden biedt, die hier ten volle werden benut. Het Calabrische dorpje van Leoncavallo stond levensecht voor ons. En nooit heb ik de voorstelling van hey schmieretroepje zo realistisch uitgebeeld gezien. Ontelbaar waren de fijne detailtrekjes, direkt al in dit eerste werk. Dan hadden we een invallende dirigent, die al in Wenen aktief aan de Staatsopera is, en die beide werken met gloed en elan dirigeerde, met alle egards voor de zangers daarbij. En die waren op hun best. Ook Andrée Francois was een invalster, en ik heb nooit een betere Nedda gehoord of gezien, een waarlijke topprestatie. Mauro Augustini frappeerde direkt al met de proloog met een sonore warme bariton. Bruce Kelly was een sympathieke lyrische Silvio (deze zanger groeit van voorstelling tot voorstelling, en is nu een volwaardige opvolger voor Vanaud geworden). Daniel Houbrechts een lichte welluidende Beppo. Amedeo Zambon hield het niveau, hoewel ik Canio van betere akteurs (Hans Kaart) en zangers (Melandri, Brevario) beleefd heb. Op het eind van de voorstelling haalde de regisseur een stunt uit die niet uit de verf kwam. Hij liet Santuzza plaats nemen onder het publiek (hoe kwam die uit Sicilië in Calabrië verzeild?). Het viel niemand op, tot ze in de allerlaatste minuut, toen Nedda al doodgestoken was, opstond en zich over haar heenboog. De Engelsen zouden zeggen: “It did not work”. Want we hadden Santuzza immers nog niet gezien, dus geen mens in het publiek kon haar als zodanig herkennen. Er waren er zelfs die dachten dat het de moeder van Nedda was! En op het moment waarop alle aandacht op Canio geconcentreerd moet zijn leidde ze de aandacht van hem af, wat dramaturgisch een blunder van belang was.
Cavalleria’ begon in het ‘Pagliacci”
dekor. waar Santuzza ronddwaalde, een graf bezocht en Turridu in de verte in de verte zijn Siciliana hoorde zingen 9ook Mamma Lucia hoorde het, wat een goede vondst was). Dat begin was meesterlijk van regie. Normaal speelt men het voorspel met gesloten gordijn (waarbij de Siciliana vaak haast onhoorbaar is). Nu waren we van de eerste maat bij de handeling betrokken, hadden santuzza en Lucia al gezien. En in plaats van een statisch landliedenkoor kregen we een bedrijvige Paasmorgen in het dorp, met de versiering van de kerk, een processie, tal van grandioos gevonden details. Wat is dat koor van Luik toch uniek! Niet alleen is het ’t beste operakoor dat ik momenteel ken, maar ieder lid er van is een akteur, die individueel een karakter neerzet. Ik ben blij dat deze uitvoering voor de tv werd opgenomen, en ik daar een videoband van heb kunnen opnemen. Ik weet zeker dat ik dan nog veel meer details zal ontdekken die mij in de zaal nog ontgaan waren. En het blijft een document om op bizarre ensceneringen beluste regisseurs te tonen hoe het volkomen realistisch kan en toch zó als nog nooit iemand anders het gedaan heeft. Dit is regie uit de hogeschool van een Albert Carré, zoals die aan de Opéra Comique eens sensatie verwekte met zijn “Carmen”. De ster van ‘Cavalleria” was José Razador, die brillant bij stem was, en stralend van klank. Naast hem na twintig jaar een weerzien met Gilbert Dubuc, die in de vijftiger jaren de ster van de Monnai was, voor wiens Rigoletto en Onegin velen uit Nederland naar Brussel reisden. Vele malen heb ik hem daar gehoord, tot het Brusselseensemble door Huysman uit elkaar geslagen werd, en hij naar Hannover ging, waar hij nu al een 25 jaar vast verbonden is. Inmiddels is hij 58, maar zijn stem is onaangetast, misschien iets kleiner van volume geworden, maar met een techniek zo als weinigen die tegenwoordig meer bezitten. Alexise Yerna was een pittige Lola, en alle lof voor de Lucia van Marie Manzat zou nog niet genoeg zijn. Deze ras artieste weet van iedere rol een creatie te maken. Nooit heb ik deze ondankbare rol zo intensief zien spelen. De zwakke plek in de bezetting was de Santuzza van Anne-Marie Antoine. Niet wat de stem betrof. Zij zong met een fraai timbre, muzikaal verantwoord. Maar, zoals ik eerder van haar Tosca schreef, ze heeft geen Italiaans timbre. Als ze geen Belgische was zou ik het een Hollandse stem kunnen vinden. Mooi, rond, gezond, maar verre van een Siciliaanse Santuzza. Het KLINKT niet Italiaans, en ook visueel wekte zij deze illusie niet. Het was net of ik bij een regionaal Italiaans gerecht een Pizza Marinara of een Pollo Cacciatore een gezond glas melk voorgezet kreeg. Kwaliteitsmelk met het velletje room er op, maar helaas niet passend bij een gerecht waarbij Chianti op zijn plaats zou zijn. Maar ook zo was het een van de beste opvoeringen die we de laatste seizoenen beleefd hebben. En wie de werken voor de eerste maal beleefde, had het geluk dat die eerste kennismaking direkt in alle opzichten zó was als de auteurs zich dat gewenst hebben. En ik moet zeggen dat Mascagni zelf waarschijnlijkn nooit zijn werk zó kleurrijk en fascinerend ten tonele gezien heeft. Het was een voorrecht dit te mogen beleven.
Leo Riemens 1984
Regie - J.Dua en A.Vanderweyen
Muzikale leiding - N.Bareza
Vrijdag 18 mei 1984
Bekijk Opera