Home
De Stichting
Opera Zoeken
Recital Zoeken
Publicaties
Contact
Zauberflöte, Die
E.Mathis - K.Ott - J.Perry
A.Tomova-Sintov - A.Baltsa
H.Schwarz - F.Araiza - G.Hornik
J.van Dam - C.Nicolai - H.Kruse
Koor der Deutschen Oper, Berlin
Berliner Philharmoniker
H.von Karajan
DGG 2741001 3lp
Als een der allereerste complete operas op LP, in de vroege vijftiger jaren, dirigeerde von Karajan eveneens een Zauberflöte en moest daar toen de gesproken dialogen weglaten. Zulk vandalisme is nu gelukkig afgeschaft, hoewel de Engelsen altijd blijven zeuren dat er nog te veel in gesproken wordt. Tja, als je dan ook nog geen Duits verstaat …. De dialogen zijn er nu dus weer in, maar lang niet alles wat Schikeneder en vooral Giesecke schreven. En mijns inziens is dat onverbrekelijk een deel van het werk. Overigens werd het na dertig jaar wel tijd dat Karajan een nieuwe versie uitbracht en wel digital. Wat dat precies inhoudt weet ik niet, want ik kan ze evenals u alleen op mijn gewone stereo draaien en feitelijk zou voor een optima weergave ook een digitale apparatuur nodig zijn. Of het daar ooit nog van komen gaat? Met quadro is het niet gelukt. Nu ben ik een van die perverse lieden die het maar heel weinig schelen kan hoe perfect technisch een opname is. Dat is meegenomen, maar de inhoud van de plaat geldt mij meer. Ik luister tien maal liever naar een historische mono opname (een acoustische zelfs) met een uitzonderlijke bezetting, dan naar een middelmatige die natuurgetrouw klinkt. Zelfs een krasje op een plaat kan mij nauwelijks deren, als ik maar door die plaat geboeid ben. Om de zegeningen van de digitaal te demonstreren is er een extra plaat (een vierde dus) waarop nog eens de ouverture staat (die hebben we dus twee keer), met aan de keerzijde de eerste opname die Karajan ooit maakte, dezelfde ouverture in 1938. Dat is een interessant historisch document en het is opvallend hoe Karajan indertijd de inleiding op-merkelijk vlugger nam dan nu. Inderdaad klinkt de 1980 opname veel voller en fraaier, maar als we die oude op zichzelf nemen, dan kunnen we daar ook best tevreden mee zijn. Maar niet met dit werkelijk curieuze feit: deze 30 cm plaat, waarvan maar een fractie van het oppervlak bespeeld is moet op 45 toeren gedraaid worden! Ik dacht dat die snelheid behalve voor popplaten uitgestorven was. En zo al op 45 toeren, waarom dan niet op een klein plaatje? Nu bestaat het gevaar, dat zeker niet denkbeeldig is, dat de argeloze luisteraar vergeet zijn snelheid om te schakelen en die ouverture op 33 gaat draaien en zich zal afvragen of Karajan nu gek geworden is om zo’n langzaam tempo te nemen en waarom het orkest zo luguber hol en langzaam klinkt. Nog erger als hij daarna de opera zelf gaat draaien en weer vergeet om te schakelen waardoor dat orkest plotseling klinkt als een zwerm op hol geslagen tsjilpende vogeltjes. Dit aardigheidje daarlatend is de opname van het werk zelf een verrukking. Edith Mathis is momenteel een der beste Pamina’s die ik ken. Francisco Araiza (U zag hem onlangs op TV als Belmonte) is een romantische Tamino, een echte belcanto zanger zonder de “Knödel” die sommige van zijn Duitse kollega’s in de rol plegen te demonstreren (waarmee ik vooral NIET Wunderlich en Anders bedoel). De mij nieuwe Gottfried Hornik mist het smeuig Weense van een Kunz, volgt meer de traditie van Hüsch, dus een lyrisch fraai zingende Papageno, terwijl Janet Perry een ideaal vogelvrouwtje is. Claudio Nicolai (eens zelf een Papageno) is nu de Sprecher en de grote acteur Will Quadflieg spreekt de dialoog van de priester (de tweede daarvan). De drie dames zijn superlux. Zo’n trio kom je alleen in Salzburg tegen, zo al daar. Maar helaas zijn de drie knapen weer jongetjes en dat hindert me iedere keer opnieuw. Mozart zelf had er absoluut volwassen en volwaardige zangeressen voor. De Monostatos van Kruse is behoorlijk venijnig. Blijft de Königin der Nacht van Karin Ott. Altijd een moeilijk geval, de rol van twee moordende arias en niets anders. Een vollere stem dan gewoonlijk, die veelbelovend begint, maar dan in de hogere coloraturen een onaangename scherpte krijgt. Dat moge dan in het karakter van de rol passen, persoonlijk hoor ik liever een echte soprano acuto, die Mozart vocaal recht doet. Ook al klagen sommigen dan dat ze te lief zingt. Liever dàt dan dit! Overigens had Quadflieg ook de regie van de dialogen die dan ook veel genuanceerder gesproken worden dan doorgaans het geval is. De Sarastro van José van Dam is typisch een Karajan bezetting. Men kent zijn voorliefde voor een lichtere dan gewoonlijk en zo is van Dam een lyrisch haast baritonaal gekleurde Sarastro. Maar persoonlijk hoor ik in deze priesterrol toch liever een donkerder warmer bas
Leo Riemens 1980
Bekijk Opera