Home
De Stichting
Opera Zoeken
Recital Zoeken
Publicaties
Contact
Maria di Rudenz
K.Ricciarelli - S.Balcani - A.Cupido
L.Nucci - S.Eupani - G.Surjan
Orkest en koor Teatro La Fenice
Venetië
E.Inbal
CBS 79345
De jaren zeventig en tachtig zullen te boek staan als de grote Donizetti renaissance, zoals de jaren dertig en veertig dat voor Verdi zijn geweest. Voor de oorlog was de kennis van het publiek hier (en elders) beperkt tot Lucia di Lammermoor (in een zwaar gecoupeerde vorm), Don Pasquale en Elisir d’Amore. Dat waren de drie werken die ik toen van de Italiaanse Opera beleefde, waarbij dan nog een Campanello della Speziale kwam, onder auspiciën van de Nederlands-Italiaanse vereniging in het zaaltje van het Haagse Hotel de Twee Steden opgevoerd. In Frankrijk hielden de Fille du Regiment en La Favorita repertoire, omdat beide Frans gecomponeerd waren. De laatste beleefde ik een 25 jaar geleden zo in Gent met de grote Rita Gorr in de titelrol. De eigenlijke stoot tot de herwaardering ging feitelijk uit van het echtpaar Joan Sutherland en Richard Bonynge. Zij herontdekten Maria Stuarda en Anna Bolena. Beverly Sills volgde in Amerika. Montserrat Caballé zette de tendens voort. En nu hebben wij in twee jaar Roberto Devereux en Maria Stuarda in concertvorm kunnen beleven. Het blijkt dat al die werken van Donizetti geenszins koekoekenzang zijn. Iedere opera staat op zichzelf en Donizetti’s verscheidenheid is oneindig groter dan die van Verdi. Hij schreef meesterwerken van humor, lyrische opera’s, tragische, monumentale en kleine kameropera’s! En zo er al twee op elkaar lijken dan komt dat omdat Donizetti zijn eigen stijl heeft, precies zoals Verdi de zijne. Natuurlijk is de ene geslaagder dan de andere, maar is dat bij Verdi niet ook het geval? Ik ken zelfs enkele LOV-leden die alle Donizetti opera’s fanatiek op de plaat verzamelen. Zij zullen het tenslotte bewerkstelligen dat zijn werken ook hier ten tonele zullen komen. Want daarin loopt Nederland nog bedroevend achter. Hoe zou ik het toejuichen als Sutherland dit seizoen, in plaats van alweer Lucia, in staat gesteld zou zijn ons Maria Stuarda of Anna Bolena te bieden! Een van de vele werken die nog op opgraving wachten was Maria de Rudenz. Niet verwarren met Maria Rohan, dat een geheel ander werk is. Ik verwarde de twee vroeger ook, omdat Battistini een aria uit elk van de twee had opgenomen, het enige wat ik tot dusver uit deze opera kende. De eerste opvoering in zeker een dikke eeuw had in januari van het vorige jaar in Venetië plaats, en de opname werd bij die gelegenheid gemaakt. Men weet dat ik een vurig voorstander van zulke opnamen ben, die zo veel levender en echter zijn dan de huidige laboratorium producten, die uit vele kleine stukjes aan elkaar geplakt zijn, en waaruit ieder kleinste foutje verbeterd is. Laat hier dan het orkest eens een steekje laten vallen, de zangers niet altijd op hun gunstigst voor de microfoon staan (maar doen ze dat in de studio ooit wel?), een enkele toon niet zo perfect klinken. Het LEEFT, de zangers bouwen hun rol op, men hoort de reactie van het publiek, waartoe we zelf gaan behoren. Men moet dan ook andere maatstaven gaan aannemen als bij de formele studio-opname. Maar dat loont de moeite. De kern van de uitvoering is Katia Ricciarelli, die in de titelrol een creatie geeft die eens beschouwd zal worden als een historisch gebeuren, zoals de Norma en Luisa Miller van Rosa Ponselle dat waren, of de Imogene in Il Pirata van Callas, of de Anna Bolena van Sutherland, Caballé in Roberto Devereux. Deze vrouw is momenteel verreweg de grootste en meest interessante persoonlijkheid in de huidige operawereld. Het wordt hoog tijd dat we haar zelf te horen en te zien krijgen. Naast haar is Leo Nucci markant in de baritonrol. Geen Battistini natuurlijk, maar wel een der beste baritons die Italië momenteel bezit. De kleinere rollen zijn alle behoorlijk, maar helaas kan ik niet enthousiast zijn over de tenor Alberto Cupido. Het Venetiaanse publiek is dat wel en juicht hem herhaaldelijk met hartstocht toe, soms dwars door de naspelen heen. Het is begrijpelijk, want hij heeft prachtig natuurlijk stemmateriaal. Dat hebben we zelf in Luik kunnen horen in het Verdi Requiem, het eerste LOV jaar. En anderen hoorden hem in Bregenz als een fraaie lyrische Fenton in Falstaff. Ongetwijfeld zal hem die rol perfect gelegen hebben. Maar ik vrees dat hij de kant op zal gaan als zoveel Italiaanse tenoren die een korte hevige carriere hadden om dan geluidloos te verdwijnen. Wie kent heden te dagen nog Mario Binci, de ontdekking der veertiger jaren? Cupido zingt hier zoals ik hem op TV uit Brussel in Luisa Miller hoorde. Hij forceert zijn van nature fraaie lichte stem, pobeert Carreras te imiteren, perst in de hoogte en zet alles op een goedkoop effect dat op de galerij berekend is. Hij kleurt zijn stem niet, fraseert nauwelijks, en het ergste is dat hij vaak tegen de toon aan zingt. Al met al heb ik de indruk dat er aan zijn techniek heel wat hapert, en hij het op deze wijze op den duur niet zal redden. Misschien als hij in handen van een strenge dirigent zou komen die dit vocale talent in juiste banen zou leiden. Eliahu Inbal is dat blijkbaar niet, hoewel hij verder van het werk een gedegen weergave geeft. Maar ik denk dat een Masini er toch veel meer van zou maken, en zijn tenor beter in de hand zou houden. Al met al is dit een waardevolle aanwinst voor de Donizetti discografie, en het zal eens een kostbaar verzamelaars-object worden als een der grootste hoogtepunten in de carriere van Ricciarelli. Vergist U zich niet, dit is de Callas van onze dagen.
Leo Riemens 1982
Bekijk Opera