Mosé in Egitto

Z.Gal - J.Anderson - S.Browne
R.Raimoni - S.Nimsgern - E.Palacio
S.Fisichella - K.Lewis
Ambrosian Opera Chorus
Philharmonica Orchestra
C.Scimone
Philips 6769081  3lp

Een van de paradoxen van het fenomeen “opera” is dat men vaak bij één merk te maken kan hebben met meerdere versies die zó sterk van elkaar afwijken dat men ze feitelijk als totaal verschillende werken kan beschouwen. Denkt U aan Verdi’s “I Lombardi’, dat zó sterk verschilt van de Franse bewerking “Jérusalem” dat men ze zelfs als twee titels rangschikt. Hetzelfde met “Stiffelio” en “Aroldo” , om niet te spreken van de twee versies van “Macbeth” (en in mindere mate ook van “Don Carlos”). Bij Wagners’ “Tannhäuser” is het ook zaak te vragen of de Dresdener dan wel de Parijse versie bedoeld wordt. Rossini’s “Mosé” is haast nog gecompliceerder dan Verdi’s “Lombardi”. De oorspronkelijke versie was de Napolitaanse uit 1819, die alweer een revisie van die uit 1818 was. Negen jaar later werkte Rossini de opera totaal om voor Parijs, uiteraard met een Franse tekst. Deze werd daarna naar het Italiaans terugvertaald, en dat is de versie die tot nu toe de geldende was, en in de vijftiger jaren door Philips in de San Carlo werd opgenomen (voor welke uitgave ik indertijd het album schreef). Zo U die opname hebt, moet U direct de nieuwe er bij nemen, want het is een totaal ander werk. Scimone koos namelijk de oorspronkelijke Napolitaanse versie, hoewel hij er hier en daar toch ook enkele Parijse toevoegingen intact in liet. Alleen Moses en de Pharao bleven gelijk. Maar diens zoon Amenofi is in Napels Osiride, en een heel wat minder sympathieke figuur. Om de verwarring nog te verhogen heeft Napels een vrouwelijke Amenosi (met een s), een “comprimaria”, vriendin van de heldin. In Parijs is zij de moeder daarvan, en heet ze Anaide. De vrouw van de Pharao is in Parijs Sinaide, in Napels Almatea. Dan heeft Napels Moses’ broer Aaron (Aronne) als tweede tenor. In Parijs werd dat een zoon van Moses, met als naam Elisero. Een comprimario tenor is in Parijs officier en heet Aufide, in Napels is het een priester die Mambre heet. Zo’n rolverdeling alleen al bewijst dat Rossini er beter aan gedaan zou hebben het werk resoluut een andere titel te geven. Het zou te ver voeren hier alle verschillen tussen de twee partituren op te sommen. Nu ik voor het eerst de Napolitaanse versie hoor erken ik dat deze dramatischer is, het libretto beter in elkaar zit. Maar de Parijse versie heeft weer andere voordelen, wat al wel blijkt uit Scimone’s concessie er meerdere retouches uit over te nemen. Persoonlijk hoor ik niet tot het nieuwe slag puritisten, die absoluut staan op de “Urfassung” van ieder werk, en zelfs een componist het recht ontzeggen daar veranderingen en zelfs verbeteringen in aan te brengen. Ik durf nog altijd schaamteloos te zeggen dat ik de gangbare “Carmen” met de recitatieven van Guiraud verre prefereer boven de nu in de mode zijnde “authentieke” versie met dialogen. In dit geval is de keus moeilijk en alleen op te lossen door BEIDE versies bestaansrecht toe te kennen. Die oude opname van Philips uit de San Carlo had veel voordelen, al stelde Rossi-Lemeni er als Moses in teleur. Maar helaas doet ook Raimondi dat hier. Deze rol vraagt om een sonore waardige edele bas, een Pinza, een Pasero, een Giulio Neri. Die schijnen er in Italië niet meer te zijn. Raimondi’s bas-bariton heeft niet de ampleur voor deze rol. Palacio’s Osiride is een aardige lyrische tenor, maar verschilt te weinig met Fisichella in stemkarakter. Filippeschi op de oude opname was veel feller en had in de Napolitaanse versie beter gepast. Fisichella en Lazzari staan op één lijn. Pharao was vroeger Taddei. Nimsgern is zwaarder, meer bas, zó veel meer bas dat ik haast zou zeggen dat ik hem liever de Moses zou hebben toevertrouwd. June Anderson is minder dramatisch dan Mancini vroeger, maar blijkt vocaal de beste van de huidige dames te zijn. Zehava Gal stelt me teleur als de Koningin, lang niet de puurheid die Rizzoli er voor had. De kleine rollen zijn evenwaardig. Scimone (leider van de Solisti Veneti) verdient lof voor deze musicologisch interessante opname gezorgd te hebben.

Leo Riemens  1982

Bekijk Opera