Trovatore, Il

K.Ricciarelli - S.Toczynska
J.Carreras - Y.Masurok
R.Lloyd - e.a.
Koor en orkest van Covent Garden
C.Davis
Philips 6769063  3lp
 
Dat het mogelijk is een opera in de studio zo op te nemen dat de theatersfeer behouden bleef werd onlangs bewezen met de Decca La Gioconda. Deze nieuwste Trovatore echter is weer een karakteristiek voorbeeld van de studio-stijl. Men kent mijn voorkeur voor “live” opnamen, maar zelfs de meest verwoede liefhebber van klank-perfectie zal moeten toegeven dat de sfeer hier zoek geraakt is. Ik kan nog steeds niet juichen over het digitale systeem. De stemmen komen niet zo rond en tastbaar uit als dat “zelfs” op de monaurale opnamen het geval was. Het lijkt soms of ze achter een gordijn staan te zingen. Dat is bijzonder het geval met het begin van de opera, waar Robert Lloyd als Ferrando er door gehandicapt wordt. Zijn aria is een verhaal, en dan wil je hem woord voor woord verstaan kunnen. Dan is Colin Davis een grandioze dirigent voor Berlioz. Maar zijn Verdi is niet idiomatisch. Ik betreur het dat Philips in haar Verdi-serie schijnt afgestapt te zijn van Gardelli, en naar Davis is overgestapt. Zijn tempi zijn vaak te gestroomlijnd, ik voel er Verdi’s hartslag niet in. Wat deze opname belangwekkend maakt is Katia Ricciarelli, die weer een Leonora naar mijn hart is. Misschien wel omdat ze nu juist niet altijd volmaakt is. Maar wel steeds boeit, en telkens weer treft door een fraaie en individuele nuance. Ze is hoog boven alle andere medewerkenden de ster van de opname. José Carreras zou dat ook hebben kunnen zijn, maar deze rol ligt niet in zijn naturel. Hij zou zich moeten spiegelen aan Di Stefano, die een zelfde soort stem had en deze voortijdig afsleet met rollen als Manrico en Radames. Carreras is van nature een lirico spinto, ideaal voor Lucia, Rigoletto, tot aan Ballo, maar Manrico vergt te veel van zijn stem. Dat moet zich op de duur gaan wreken. En misschien is dat de reden waarom hij geen nuance meer aanbrengt. Het is een prachtig geluid, maar het blijft altijd gelijk. Ik moet denken aan Ping’s opmerking over Turando’s armen en benen, “belle, imperiali, si, si, belle, si, ma, seenre quelle”, mooi maar altijd hetzelfde! Ik constateerde dat ook al bij zijn TV Boheme uit de Metropolitan Opera. Een prachtig geluid, maar het gaat zelfs vervelen omdat hij er nooit enige variatie in brengt. Of is het nu “kan brengen”? Vroeger deed hij het WEL. Ik mis hier zo een lyriek in zijn aria, een hartelijkheid en liefde in “Ai nostri monti”. Het is alles mezzoforte, nooit meer eens piano. Dan vind ik het een handicap dat er geen homogeen ensemble is. Een Engelse dirigent en kleine rollen, en naast Ricciarelli en Carreras twee Oostblok zangers die onidiomatisch zijn. De alt Toczynska heeft mooie momenten, maar het wordt als geheel geen Azecena zo als een Stignani, een Cossotto, een Simionato die waren. Maar ze is heel wat beter dan Yuri Masurok als Graaf Luna, die bepaald misbezet is. Zijn stem heeft niets Italiaans. Hij is een ruwe zanger (wat ik al in zijn Eugen Onegin opmerkte) heeft geen Italiaanse lyriek. Nu was er een jaar of twintig geleden een tekort aan Italiaanse baritons, maar dat is nu toch wel opgeheven. Zo is de totale indruk een onbevredigende, waaruit de Leonora van Ricciarelli oprijst als een lichtend voorbeeld hoe Verdi gezongen en uitgevoerd dient te worden.
 
Leo Riemens  1982

Bekijk Opera