Guglielmo Tell

M.Freni - D.Jones - E.Connell
L.Pavarotti - S.Milnes - N.Ghiaurov
F.Mazzoli - P.de Palma - C.Suarez
J.Tomlinson - R.van Allen
Ambrosian koor, National Philharmonic
R.Chailly
Decca D 219D4  4lp

Naar een complete Italiaanse Tell werd al jaren halsrijkend uitgezien. Die op HMV was de Franse versie, en men kan er lang over disputeren welke de voorkeur verdient. Het werk werd Frans geschreven, maar heeft een eerbiedwaardige Italiaanse traditie. Voorbeeld: de Metropolitan, waar men Italiaans, Frans en Duits zong gaf de opera altijd Italiaans. De enige vroegere Italiaanse opname was een oeroude Cetra, uit de eerste jaren van de LP (en waarschijnlijk nog daarvóór door de radio opgenomen). Het spijt me U te zeggen, maar die oude is nog altijd de beste. Natuurlijk niet opnametechnisch, hoewel … ik vind de stemmen op de oude mono-opnamen altijd natuurlijker doorkomen dan op de latere stereos, waar ze doorgaans te ver van de microfoon staan. Als die Cetra eens opnieuw op goed materiaal geperst werd (mijn oude exemplaar ruist als de branding) zou ik die altijd verkiezen. Waar er toch maar drie zijn zal ik ze punt voor punt met elkaar vergelijken. De Franse HMV is de meest complete: 5 platen tegen de anderen elk vier. Van de drie dirigenten is Mario Rossi (Cetra) verreweg de beste, dan Gardelli (HMV). Met Chailly (Decca) heb ik het minder op. Hij schijnt de goede traditie der tempi niet te kennen, doet daardoor soms vreemde dingen, en gooit de beroemde “Pas de six” uit de eerste acte, om die er aan het slot als supplement aan toe te voegen. Het album vermeldt niet wat daar het nut en de oorzaak van is. Van de sopranen prefereer ik zowel Carteri (Cetra) als Caballé (HMV) boven Decca’s Freni. Wederom constateer ik in haar hoogte een scherpte die er vroeger nooit was, en de toch al niet dankbare rol schijnt haar weinig te interesseren. De beste Gemmy is ook al Cetra, Graziella Sciutti, toen piepjong. Mady Mesplé op HMV is in de juiste traditie, maar Decca koos een mezzo, Della Jones, die nergens de juiste klank voor een jongetje heeft. De beste Hedwig was op HMV Jocelyne Taillon. Beide anderen vallen daar sterk bij af. Tell moet een nobele heldenbariton zijn. Bacquier op HMV is nobel, maar mist net het heldenkarakter. Milnes op deze nieuwe Decca is geen van beide. Hij schijnt alles op zich te moeten nemen wat voor een bariton geschreven is, en dat moet zich wreken. Hij staat hier weer braaf te zingen, maar hij overtuigd me geen moment. Daarvoor heb ik te veel herinneringen aan vroegere Tells. En dan is er op Cetra Giuseppe Taddei als vertegenwoordiger daarvan, demonstrerend hoe de rol gezongen kan en moet worden. Nog belangrijker dan Tell is Arnold, de zwaarste tenorrol die ooit geschreven werd, denk eens aan: 2 hoge Cissen, 16 (!) hoge C’s, 15 B’s, 54 Bessen … Aartsengel Gabriel zou er op zijn bazuin moeite mee hebben. Dat hebben alle drie de tenoren, maar alweer Filippeschi op Cetra het minst, Gedda (HMV) het meest. Pavarotti minder, maar hij zingt slordig, zijn grote aria heeft niet het vereiste legato, en zelfs de hoogte heeft niet de vervoering die Lauri-Volpi er in legde. Hoor één keer naar de platen van Tamagno en U hoort het verschil in stijl. Het is een bravourprestatie, maar zonder warmte. Walther Fürst was het zwakst op HMV, het best op Decca van Ghiaurov, daarna Tozzi op Cetra.  Melchtal is het zwakst op Decca, het best op Cetra (Clabassi). Gessler verreweg het best op Cetra van Fernando Corena, waar geen der beide anderen ook maar in de verte tegenop kunnen. De visser was het best van Burles op HMV, het slechtst op de Decca. Als we aannemen dat die oude Cetra in 1949 werd opgenomen dan moeten we concluderen dat het doorsnee peil toch wel gezakt is. Voor alles dat van ENSEMBLE. De Cetra had een volledig op elkaar ingezongen, volkomen Italiaans ensemble. Beide lateren waren Babylonisch. Op de nieuwste hebben we zowaar nog vier Italianen, een Spanjaard, een Bulgaar, een Amerikaan en vier Britten. En het onomkomelijke Ambrosian koor, dat altijd braaf en correct zingt, maar nooit de illusie van een operakoor geeft.

Leo Riemens  1980

Bekijk Opera