Turandot

K.Ricciarelli - B.Hendricks
P.Domingo - R.Raimondi
G.Hornick - H.Zednik
F.Araiza - S.Nimsgern - P.Di Palma
Wiener Staatsopernchor
Wiener Philharmoniker
H.von Karajan
DGG 2740013  3lp

Voor zover men weet heeft Karajan deze opera nooit in het theater uitgevoerd. Hij staat er dus even fris tegenover als zijn bezetting, waarvan alleen Domingo de rol al vele malen gezongen had. Het resultaat wat Karajan betreft is een “Turandot” met heel nieuwe aspecten. Hij neemt de tempi rustiger dan de meeste anderen (ik zou zó graag weten hoe Toscanini ze bij de première nam!) en geeft het werk een monumentaal karakter. Geholpen door een zeer doorzichtige opname, waarin ieder detail kristalhelder doorkomt, is dit een “Turandot” zoals men zich die orkestraal slechts zou kunnen dromen. Als altijd prefereerde Karajan zangers die het werk niet eerder gezongen hadden, een voorliefde die niet altijd goed uitvalt. Zo is het hier weer Domingo met de meeste routine, die als ster uit de bus komt. Het is opmerkelijk hoe hij van jaar tot jaar steeds beter wordt, voller van stem, kleurrijker, genuanceerder. Vergelijkt U eens zijn opnamen van tien jaar geleden met de nieuwsten, en U zult erkennen dat hij een opmerkelijke evolutie doormaakt. Naast hem is de ster Barbara Hendricks, een Liu met meer “pit” dan veel van haar voorgangsters, vocaal zo aantrekkelijk dat men haast niet geloven kan dat Kalaf haar niet opmerkt. Ideaal verder is het ministertrio, waarbij zelfs de lyrische tenor Araiza zich gevoegd heeft, zich wonderwel aanpassend aan zijn twee Weense collega’s. Pluspunt verder dat Karajan Piero Di Palma van minister tot Keizer promoveerde, en dat deze de figuur wel als een oude man zingt, maar daar nergens in overdrijft. De meeste Altoum’s zingen door hun neus, mekkerend als geiten. Di Palma klinkt waardig als een stokoude Keizer betaamt. Wat een artiest is dat! Als altijd valt me Raimondi tegen, nu als Timur. Voor mij is hij geen echte bas, en voor deze rol mist hij de diepe warme klank die Timur moet hebben. Hoeveel ontroerender heb ik deze rol door onze Hoekman horen zingen! Blijft de twistappel van de titelrol: Ricciarelli. Men kent Karajan’s voorliefde (obsessie zeggen sommigen) voor lichte bezettingen. De meeste Turandots hebben enorme fanfarestemmen. Men denkt aan een Cigna, een Nilson, een Eva Turner. Maar er zijn ook lyrische vertolksters geweest. Ik denk aan een Jeritza. Of het nu raadzaam voor Ricciarelli zou zijn deze rol in het theater te zingen betwijfel ik. Zij raakt hier de grens van haar expansie, en moet zich hoeden niet in Callas’ fout te vervallen àlles te willen zingen. Voor mij is ze veel eerder een Liu dan een Turandot, wat ik ook van Caballé gevonden heb. Maar toch heeft het experiment mij geboeid, zoals Ricciarelli mij altijd boeit, en elke werkelijke kunstenares mij zal blijven boeien. Ze brengt nieuwe nuances in de rol, is veel minder de wraakzuchtige sadistische prinses, dan een vrouw die opkomt voor haar sexegenoten. En na haar ontdooing bereikt zij haar hoogtepunt. Dat is de scène die Puccini niet meer kon schrijven, en die door Alfano voltooid werd. Geen “leerling” van Puccini, maar een vriend, wiens eigen Resurrezione in Italië en Amerika haast een repertoirestuk geworden is. De laatste scène wordt vaak zo sterk gecoupeerd dat hij in waarde verliest. Karajan voert hem volledig uit en dan moet men erkennen dat Alfano het werk waardig besloten heeft. En Ricciarelli is hier veel meer Turandot dan in de tweede acte. Haar weergave van de aria “Del primo pianto” is de beste die ik daar ooit van hoorde. Het doet deugd in het fraaie tekstboek de decors van de Scala-première uit 1926 aan te treffen. Moge ze gezien worden door vele moderne regisseurs die zich ongetwijfeld ook eens op dit werk zullen werpen om er hun eigen (wijze) interpretatie op uit te vieren. Wij kunnen dan de platen draaien en zien hoe het feitelijk zou moeten.
 
Leo Riemens  1982

Bekijk Opera