Cosi fan tutte

M.Marshall - A.Baltsa - K.Battle
F.Araiza - J.Morris - J.van Dam
Wiener Philharmoniker
Weens Staatsoperakoor
R.Muti
HMV SLS 1435163  3lp

Als ik me niet vertel is dit de dertiende “Cosi” in mijn collectie. Ik ben in dat opzicht nooit bijgelovig, en krijg daar gelijk in. Geen van allen is ideaal, maar deze laatste is in enkele opzichten wel een van de besten. Het voornaamste opzicht is dat het een opname is tijdens een uitvoering in Salzburg (in het kleine Festspielhaus geregistreerd). Feitelijk tijdens drie, maar het blijkt dat zeker negentig procent van één en dezelfde avond afkomstig is (op de eerste avond zong trouwens een andere tenor, zodat daar alleen vrouwenscènes van bruikbaar waren als reserve). Men weet dat ik altijd “live”-opnamen verre de voorkeur gegeven heb boven studio producties. Een zanger zingt heel anders in een zaal, voor publiek, en een rol vertolkend, dan in zijn hemdsmouwen in een publiekloze studio met de partituur op een lessenaar voor zich. Om te zwijgen van het feit dat daar de opera in stukjes en beetjes opgevoerd wordt, doorgaans niet eens in de juiste volgorde. Dat is dus een enorm voordeel van deze nieuwe opname. Hij verschilt ook van enkele oudere dat hij door Muti lichter van toets gehouden wordt. Als norm voor dit werk wordt doorgaans Karl Böhm beschouwd, die het drie keer heeft opgenomen. Maar ik heb nooit zo in Böhm’s liefde voor Mozart geloofd. De eerste was zó gecoupeerd dat men van een verminking spreken kon. Bij de tweede was dat hersteld, maar in de derde liet hij weer essentiele fragmenten weg. Klemperer was te zwaar voor het werk, Leinsdorf te glad, feitelijk was Karajan nog de beste. De eerste, klassieke, was de Glyndebourner uit 1935 onder Busch. Daar heb ik op tegen dat Busch een tegenstander van de appogiatura was, en de recitatieven bij hem houterig en onnatuurlijk klinken. De IDEALE dirigent zou natuurlijk Bruno Walter geweest zijn (om van Richard Strauss niet te spreken), en het is jammer dat hun interpretaties niet bewaard gebleven zijn. En dan zou ik opteren voor een Weens-Italiaanse bezetting. Een fervente Mozartiaan in Amerika heeft eens een referendum gehouden omtrent de ideale bezetting in alle tijden van Mozart’s opera’s.Voor “Cosi” zou ik kiezen:  Fiordiligi: Gabrielle Ritter-Ciampi, Dorabella: Luisa Helletsgruber, Despina: Lotte Schöne, Ferrando: Giuseppe Anselmi, Guglielmo: Giuseppe de Luca, Alfonso: Mariano Stabile.
Met natuurlijk een dozijn alternatieve bezettingen daarachter. Het is verwonderlijk dat het Italiaans-Weense element in de opnamen zo weinig vertegenwoordigd is. In dat opzicht was de oude HMV van Karajan nog de beste, hier heeft Muti geen enkele in zijn bezetting! Het beste element is José van Dam, die zijn Alphonso wijs en cynisch weergeeft en die zijn recitatieven ook kleurrijk en natuurlijk zingt. Mijn hoop was gevestigd op Araiza, en inderdaad zingt hij zijn aria verrukkelijk, en weet ook hij de recitatieven leven in te blazen. Maar hij is het slachtoffer van Muti’s tempi, en komt daardoor niet uit zijn coloratuur-passages. Van de vrouwen is Agnes Baltsa als Dorabella verreweg de beste. Zij weet die rol ook een eigen profiel te geven, als de meer doortastende, maar ook onbetrouwbare van de twee zusters. Vreemd dat de rol tegenwoordig altijd door een mezzo bezet wordt. In het oude Wenen waren het altijd sopranen, en Louise Helletsgruber is voor mij nog altijd DE beste Dorabella gebleven. Kathleen Battle’s Despina doet me denken aan Reri Grist. Ze is pittig en kattig, maar ik mis het Weense element erin, dat sprankje dat Despina een zuster van Strauss’ Zerbinetta zou maken. Margeret Marshall als Fiordiligi zingt haar rol gaaf en vaak fraai, maar een vluchtig teruggrijpen naar Schwarzkopf in die rol maakt het verschil wel heel duidelijk. De minste van de zes is de Guglielmo van James Morris, die niet uit de verf komt. Dit is nu weer het nadeel van de “live”-productie. Men zit vast aan de zangers die ter plaatse geëngageerd waren. Al met al een “Cosi” die op de ranglijst onder de drie of vier besten gerangschikt kan worden. Maar nog altijd niet de uit-voering van mijn dromen.

Leo Riemens  1983

Bekijk Opera