Aida

M.Freni - A.Baltsa - K.Ricciarelli
J.Carreras - R.Raimondi
J.van Dam - T.Moser - e.a.
Wiener Philharmoniker
H.von Karajan
HMV 1C 165-03874/76  3lp

Ook Aida is een tweede opname die Karajan van dit werk maakte. De vorige was 21 jaar geleden op Decca met Tebaldi, Simionato, Bergonzi en onze Arnold van Mill als Ramfis. De nieuwe is vrijwel met de gehele Salzburger bezetting van 1973. Zo als bij de Scarpia in Tosca stond Karajan er weer op dat de twee hoofdrollen gezongen zouden worden door zangers die ze nooit eerder vertolkt hadden. Hij kon zodoende van begin af zijn opvatting op hun overdragen. En men kent de andere voorliefde van Karajan voor lichtere stemmen dan de traditionele. Dus een meer lyrische Radames, in plaats van een monumentale heldentenor en een lyrische Aida. Verreweg de ster van deze opname (naast Karajan’s meesterschap en een werkelijk verbluffend fraaie opname, die niet digitaal is, en waardoor men de indruk krijgt dat het echt niet zoveel uitmaakt welk systeem gevolgd wordt) is de Amneris van Agnes Baltsa. Sinds ik haar vier jaar geleden in Wenen hoorde als Bellini’s Romeo, heeft zij zich waargemaakt als wel de grootste hedendaagse alt. In Karajan’s Don Carlos stal zij de show als Eboli. Ook hier toont zij zich de meerdere van Simionato, zelfs van Stignani. Dit is eindelijk weer een echte ster, een zangeres die een legende zal worden. Cappuccilli is op zijn best als Amonasro en ongetwijfeld dank zij Karajan is hij dramatischer en genuanceerder dan gewoonlijk, toont hij zich werkelijk de beste die wij momenteel bezitten. José van Dam is een waardige koning, maar Raimondi kan me toch van Mill’s sonoriteit niet doen vergeten. Waarschijnlijk ook weer Karajan’s voorliefde voor lichte kleuren, beide bassen zijn feitelijk bas-baritons. In 1959 verraste Karajan al met een luxe Priesteres van Eugenia Ratti. Hier nam hij tot ieders verbazing niemand minder dan Ricciarelli voor een “achter de schermen” partijtje dat vaak in de programma’s niet eens genoemd wordt. Inderdaad is het muzikaal een belangrijk element en men prijst zich gelukkig het eens zo subliem te horen zingen. Maar dan vraagt men zich af waarom Ricciarelli niet beter Aida zelf had kunnen zijn. Ik deel Karajan’s mening dat Aida geen monumentale stem behoeft te zijn, niet absoluut een Birgit Nilsson. Tijdens Verdi’s leven heeft zelfs Adelina Patti de rol gezongen en na haar de zilveren Melba en de virtuoze coloratuur Tetrazzini. Ik voel alles voor een lichte Aida, die de hoge C in de Nijlaria als een ster uit de hemel plukt. Maar dat is nu juist wat Freni niet doet. Zij is intrinsiek een lyrische sopraan met een warm timbre en haar naturel is niet dat van een Aida. De rol ligt vaak boven haar macht, zij moet zich forceren om zich waar te maken en juist de tonen waar het op aan komt stellen teleur. Anders is het bij Carreras, die in Salzburg schijnt tegengevallen te zijn, maar op de plaat een van zijn beste creaties geeft, helder met een echt heldengeluid, stralend, maar nooit massief en statisch. Alles te samen zou dit DE Aida geweest zijn, als de titelrol beter bezet was. Ik zou haast wensen dat Freni de Priesteres en Riciarelli Aida zou zijn geweest.


Leo Riemens  1980

Bekijk Opera