Nabucco

G.Dimitrova - L.Valentini-Terrani
P.Cappuccilli - P.Domingo
E.Nesterenko - L.Popp - K.Rydl
V.Horn
Koor en orkest der Deutsche Oper Berlin
G.Sinipoli
DGG  2741021  3lp
 
Zonder twijfel (bij mij althans) de beste “Nabucco” die er momenteel is. Om dat aan te tonen kan ik beter de bestaanden (voor zover mij die bekend zijn) de revue laten passe-ren. Tenslotte zijn er nog pas vijf. De oudste, waarschijnlijk niet meer verkrijgbaar, is op Cetra, nu al meer dan dertig jaar oud. Onder Previtali, met Paolo Siveri een te zwakke en kleurloze Nabucco, Mario Binci’s enige complete opera, daar zijn tenor al na enkele jaren versleten raakte, Cassinelli een routine Zaccaria, maar wel met een formidabele Abigaile van Caterina Mancini (die in die tijd zwaar ondergewaardeerd werd), en een sopraan voor Fenena, Gabriella Gatti. Dat was een winstpunt, want naast de amazone Abigaile is Fenena de zachte passieve vrouwenfiguur, feitelijk na verwant aan Adalgisa in “Norma”. Het kontrast tussen deze twee sopranen was goed, daar Gatti haar rol puur lyrisch hield. De beste tot voor kort was de Decca onder Gardelli. Deze had Tito Gobbi als Nabucco, zeer expressief en prachtig in de ingehouden aria: “Dio di Giuda”, maar als tyran in de eerste acte toch niet de juiste Verdi-bariton voor deze heldenrol. Elena Suliotis was een nog grootsere Abigaile dan Mancini. Het lot wilde dat zij even vroeg van het toneel verdween als haar collega Binci. Bij beiden speelde een gebrek aan techniek hun parten, en bij Suliotis kwam er bij dat zij te vroeg het zwaarste vak zong en roofbouw op haar stem pleegde. Prevedi was een goede Ismaele, Carlo Cava aan de droge kant als Zaccaria. De Fenena van Dora Carral was zwak. Hierop volgde, toen nog op de toenmalige noviteit Quadrophonie (roemloos vergeten voor Digitaal) op HMV een opname onder Muti. Deze had het enorme bezwaar dat Abigaile gezongen werd door Renata Scotto, een rol die volkomen buiten haar stemvermogen ligt.De rol werd gecreëerd door niemand minder dan Strepponi, en is de zwaarste rol voor een echte dramatische sopraan die ik ken, zwaarder nog dan Norma. Je zou het de Italiaanse Brünnhilde kunnen noemen. Scotto was van origine coloratuurzangeres, begon toen met gerijpte stem een tweede carrière in het verismo vak, waarin zij opvallende creaties maakte. Maar een soprano drammatico kan zij nooit zijn. Daarvoor is haar stem te licht, haar timbre te helder, haar hele persoonlijkheid te veel de soubrette. Zo’n Abigaile, vertaald in symphonische termen, is of men een cello-concert op een viool zou spelen, of een hoorn-concert door een fluit. En naast haar was Obraszova de Fenena, juist een enorme alt. Zodat naar persoonlijkheid de rollen precies omgedraaid waren. De zachte Fenena kreeg de stem van een Amozone. Matteo Manuguerra was vocaal meer Nabucco dan Gobbi en Silveri, maar toch niet wat ik mij herinner van een Carlo Galeffi. Luchetti als tenor was matig. Zodat de nieuwe DGG deze drie op de meeste punten overtreft. Ten eerste de digitale opname. Ten tweede de beste Nabucco van de vier is Piero Cappuccilli, die in deze rol nu eens volkomen in zijn element is en er het naturel voor heeft. Dan Gena Dimitrova die zowel Suliotis als Mancini overtreft, meer techniek dan de eerste, meer gloed en persoonlijkheid als de tweede. Valentini-Terrani is naast haar precies de juiste contrasterende hoge mezzo. Domingo is verreweg de beste Ismaele van de vier, een ondankbare rol, want hij heeft geen enkele aria. Vandaar dat hij vaak onderbezet wordt. Alleen Nesterenko was evenals Ghiaurov op HMV een naar mijn smaak te Slavische bas.Ik geef de voorkeur aan het warme cello-geluid van Italianen als Pinza en Pasero. Nesterenko doet me denken aan Gregorio Melnik die in 1936 hier Nabucco zong met Galeffi. Maar luxe bezettingen zijn de Weense Kutr Rydl in de tweede basrol, en Lucia Popp als Anna, een rol die elders niet eens opvalt. Dan is er nog een vijfde op het witte merk Gli Dei della Musica, een live-opname uit Florence, 1961. Deze heeft, leeftijd en opname in aanmerking genomen, hoge kwaliteiten. De Nabucco van Bastianini is de beste van allen, Luigi Ottolini na Domingo de beste Ismaele, Anna Maria Rota een perfecte Fenena, Vinco matig als Zaccaria, Abigaile een Mirella Parutto die achter staat bij Suliotis en Dimitrova, maar zeker even goed was als Mancini. Dirigent was Bartoletti. Interessant om er bij te hebben, vooral wegens Bastianini. Maar voor één “Nabucco” komt U bij de nieuwe DGG volledig aan uw trekken.

Leo Riemens  1983

Bekijk Opera