Pénélopé

J.Norman - J.Taillon - C.Barbaux
M.Command - N.Lehrer - A.Vanzo
G.Friedmann - P.Huttenlocher
J.van Dam - e.a.
Koor en orkest van de Monte Carlo Opera
C.Dutroit
Erato Stu 71386  3lp

De platen wereldpremiere van een vergeten meesterwerk. Weinig operafanaten kennen Fauré, concertgangers bewonderen zijn liederen, zijn aangrijpend requiem, zijn kamermuziek, zijn Pelleas et Melisande suite (toneelmuziek bij Maeterlick, heel anders maar evenwaardig aan Debussy’s opera). Pénélopé is een laat werk. De premiere was in 1913 in Monte Carlo, en het is zinvol dat de eerste opname ook in datzelfde theater gemaakt is. In 1919 bereikte het Parijs, waar het tot 1931 aan de Opéra Comique 58 uitvoeringen beleefde, om in 1943 aan de Opéra te verschijnen. Het is een werk voor de fijnproevers. Dankbare aria’s of andere fragmenten kan men er niet uitlichten. Het is één geheel, direct in de traditie van Monteverdi, met affinatie aan Gluck, maar in klank en opzet karakteristiek rond de eeuwwisseling, dicht bij Debussy’s Pelléas staand, waar het nauwelijks voor onderdoet, ondanks een wat statische inhoud. Men is dankbaar nu dit werk eindelijk te kunnen bestuderen, en ik zou nog dankbaarder geweest zijn als de verder volmaakt homogene Franse bezetting voor de titelrol een grote Franse zang-tragédienne had kunnen vinden. De creatrice was Lucienne Bréval, daarna werd de rol gezongen door Suzanne Balguérie, Claire Croiza, Germaine Lubin, Regine Crespin … Is die koninklijke linie uitgestorven? Nu zingt Jessye Norman haar, heel fraai, mooi van geluid, maar ze heeft toch nergens de klassiek Gallisch-Helleense allure die deze rol vereist. En dat steekt nog scherper af daar alle anderen wel de juiste stijl hebben: een Alain Vanzo, een José van Dam, de vrouwelijke bijrollen van een Barbaux, Taillon, Command. We mogen niet ondankbaar zijn. Muzikaal is het een verrukkelijke uitvoering. Maar het is wel triest dat Frankrijk kennelijk geen diva meer heeft om deze koninklijke rol te zingen.

Leo Riemens  1981

Bekijk Opera