Don Pasquale

M.Freni - G.Winbergh - L.Nucci
S.Bruscantini - G.Fabbris
Ambrosian koor
Philharmonia Orkest
R.Muti
HMV 1C 157  2lp

Het kwam mij ongelofelijk voor, maar inderdaad is dit de eerste EMI “Don Pasquale” sinds de 78-toeren opname met Tito Schipa uit 1932! In al die vijftig jaren was er geen andere op HMV of Columbia ver-schenen. Niet dat het werk verder verwaarloosd werd. Er waren opnamen op Decca, Philips, DGG, Cetra, Ariola (deze heb ik nog niet gehoord), keus te over. Maar het werd hard tijd dat er een van EMI kwam, en men liet het daar niet bij half werk. Riccardo Muti opteerde voor een absoluut volledige vorm (dus o.a. beide coupletten van de serenade, en de finale in rondo-vorm) en een zich stipt houden aan Donizetti’s partituur. Hetgeen aan de ene kant betekende dat traditionele extempores niet werden toegestaan, maar wel dat de moeilijke tendens van het duet: “Tornami a dir” precies zo gezongen wordt als het hoort. Ook schonk hij alle aandacht aan de fijnheden in het orkest. De bezetting is ook een alleszins bevredigende. Opmerkelijk is het dat Sesto Bruscantini hier weer Don Pasquale zingt. Op zijn 64ste jaar. Dertig jaar geleden nam hij dezelfde rol ook al op voor Cetra. Een nieuw feit voor Guinness zou ik zeggen. Ik ken geen voorbeeld van een zanger die dezelfde rol met een tussenpoos van dertig jaar voor de plaat gezongen heeft! Hij is geen bas zoals Lablache, die de rol creëerde. Eer-der een tussenvorm van een bas-bariton en een baritono-brillante zoals Badini er een met Schipa was. Dat zijn stem nu iets minder sonoor geworden is, na al die jaren, is onontkomelijk, maar Don Pasquale is geen jonge knaap, en Bruscantini geeft hem volkomen”straight” dus niet als een buffo, maar als een vol-komen serieuze figuur, waarvan de humor juist ligt in het feit dat hij het allemaal heel ernstig bedoelt. Renato Capecchi (op Philips) had dezelfde opvatting van de rol, en indertijd ook hetzelfde stemtype. Leo Nucci is een fraaie belcanto Malatesta, ook hij zonder de buffo-kantjes die er in routine uitvoeringen aangegroeid zijn. Mirella Freni verrast als een lichte, gracieuze Norina, die men na haar excursies in het dramatische vak niet meer van haar verwacht had. De verrassing is Gösta Winbergh, de Zweedse tenor, die ook in de “Hamlet” op Decca opviel. Geen puur Italiaans timbre, maar wel een zanger met een fijn stijlgevoel. Het doet goed te ervaren dat Zweden nog steeds internationale tenoren weet te leveren na een Carl Martin Oehman, een Jussi Björling, een Joseph Hislop (een Schot, maar die in Zweden studeerde en daar genationaliseerd werd), een Nicolai Gedda. Met een heldere doorzichtige opname, alles te samen wel mijn keus van de bestaande versies, waarbij ik moet aantekenen dat ik de nieuwe Ariola nog niet hoorde. En toch, en toch …. Mijn favoriet blijft die oude met Schipa en Badini. Kan het zijn dat Muti toch iets te precies bleef? Die oudere opname mag dan wel stylistisch zijn fouten gehad hebben, maar het sprankelde en leefde toen allemaal. Er zat zwier in. Hier is het alles heel mooi, maar in vergelijking met mijn smaak iets te precies en keurig. “Doch sag ich nicht dass dies ein Fehler sei”, om Hans Sachs te citeren.

Leo Riemens  1984

Bekijk Opera