Ballo in Maschera, Un

K.Ricciarelli - E.Gruberova
E.Obraztsova - P.Domingo
R.Bruson - R.Raimondi
G.Foiani - L.De Corato
A.Savastano - G.Manganotti
Koor en Orkest van de Scala
C.Abbado
DGG 2740251  3lp

Dit is nu weer eens een opname van een standaard-opera waarover ik met volle overtuiging enthousiast kan zijn. Men kent mijn bezwaren tegen het opnemen van Italiaanse werken in Engeland, met in de hoofdrollen weliswaar sterren (maar die soms de rol nog nooit ten tonele gebracht hebben) maar met alle ensemblerollen bezet met Britten die keurig netjes maar hoogst onidiomatisch en ondramatisch zingen, met een oratoriumkoor dat nooit de planken geroken heeft en klinkt of het aan de 2000ste uitvoering van de Messias bezig is en in een opnameregie die elke illusie van een levende opera verstoort. Hier dan deze Ballo opgenomen door en in de Scala, met een ensemble bezetting van het hoogste peil. Dat zijn dan niet allemaal Italianen (Rusland, Spanje en Tschecho-Slowakije zijn vertegenwoordigd), maar het is geen kwestie van geboorte, maar van stijl en stemscholing. Ook Engelsen kunnen Italiaan zijn, (denk aan McCormack, Hislop, Sheridan, Geraint Evans, Sutherland). Hoe dan ook: men bracht hier een top ensemble bij elkaar zoals alleen de Scala dat vermag. Domingo wint de laatste jaren steeds meer aan expressie, aan warmte en authoriteit. Hij schijnt minder gebrand te zijn om alle operas vast te leggen (inclusief die welke hem niet liggen), maar concentreert zich nu op zijn natuurlijk stemvak. En in deze rol is hij momenteel onbetwist de beste. Hetzelfde geldt voor Bruson, een verrukkelijk lyrische Renato, in de traditie van een De Luca. Ricciarelli is altijd een favoriete van mij geweest, omdat zij een van die zangeressen is die een uitstraling en een persoonlijkheid hebben, een onmiskenbaar eigen timbre. Zulke zangers hebben zowel hun onwankelbare aanhang, als hun tegenstanders (denk aan de controverses over Schipa, Supervia, en zoveel anderen eenmaligen) maar ze worden eerder legendarisch dan de soort die iedereen allemaal mooi vindt, maar door een volgende generatie vergeten wordt. Obraztsova is een formidable Ulrica, een echte alt in deze dramatische rol. En waar tegenwoordig lichte mezzo’s die feitelijk halve-sopranen zijn zich al aan deze rol wagen, mag dit wel speciaal vermeld worden. Gruberova is momenteel de meest gevierde soprano leggiero, en zingt een Oscar in de traditie van een Tetrazzini. Maar in haar geval geef ik toch de voorkeur aan de op een na laatste Oscar, Sona Ghazarian, die aan deze rol meer persoonlijkheid en hartelijkheid verleende, er een creatie van maakte die feitelijk van deze bijrol een hoofdfiguur wist te maken. De twee bassen zijn naar behoren sonoor en sinister, de kleine rollen alle idiomatisch Italiaans. Een bezetting zoals men zou wensen dat elke opera opname er een zou hebben. Maar de uiteindelijke ster boven allen is Claudio Abbado, die de partituur een vaart, een warmte, een élan geeft die herinneren aan Toscanini’s visie op het werk. Met dit verschil dat Abbado meer respect voor zijn zangers heeft, hen inspireert in plaats van drilt, en dat zijn Verdi een sterkere en vooral een kleurrijker dramatiek heeft dan die van zijn grote voorganger. Dit is mijn dertiende complete Ballo, en mijns inziens de beste versie, direct gevolgd door de Philips onder Collin Davis (Caballé, Shazarian, Payne, Carreras, Wixel), met de historische opnamen onder Serafin (met Gigli) en Toscanini (ondanks de vocale bezetting) daaronder.

Leo Riemens  1981

Bekijk Opera