Rosenkavalier, Der

A.Tomowa-Sintow - A.Baltsa
J.Perry - K.Moll - W.Lipp
H.Müller-Molinari - V.Cole
V.van Halem - G.Hornik
H.Zednik
Wiener Philharmoniker und Konzertvereinigung
Wiener Staatsopernchor
H.von Karajan
DGG  413 163-1  4lp

Dit is de tweede maal dat Karajan de “Rosenkavalier” heeft opgenomen. De eerste was zeker 35 jaar geleden met Schwarzkopf, Christa Ludwig, Stich-Randall en Edelman. Het is onontkomelijk daar vergelijkingen mee te maken. Maar we mogen ook niet vergeten de nog oudere Decca onder Kleiber met Reining, Jurinac, Güden en Ludwig Weber, en de latere onder Solti met Crespin, Minton, Donath en Jungwirth. En dan de recente Philips onder Edo de Waart , met Evelyn Lear, von Stade, Welting en Bastin. En boven alles zweeft de fragmentarische opname (HMV) uit 1934 met de droombezetting Lotte Lehmann, Olszewska, Elisabeth Schumann, Richard Mayr. Als ik moest kiezen dan komt de Philips er het slechtste af. Evelyn Lear was een onsympathieke Marschallin, Welting een wat bleke Sophie, Bastin volkomen onidiomatisch als Ochs. Alleen von Stade blonk er in uit (en men had een luxe Italiaanse tenor in Carreras). De Solti heeft het voordeel absoluut kompleet te zijn, zonder enige coupure. Ook hier een luxe tenor in Pavarotti, en een andere traktatie was dat alle kleine rollen bezet waren door Weense veteranen als Murray Dicke, Alfred Jerger, Emmy Loose, Anton Dermota (als Herbergier), Rosl Schwaiger, Karl Terkal! Crespin was een mooie Marschallin, maar hier was Yvonne Minton een zwakke plek, en Helen Donath was niet mijn ideale Sophie. Jungwirth echter blonk uit als Ochs. Kleiber had een traditionele Marschallin in Maria Reining, maar een die niet ontroerde. Maar Jurinac was een ideale Oktavian en Güden in de complete opnamen de beste Sophie. Ludwig Weber miste de humor voor Ochs. De eerste Karajan werd legendarisch, maar mijn ideaal was het niet. Schwarzkopf als Marschallin was soms ondragelijk geaffecteerd, Ludwig stond ver achter in haar Oktavian/Mariandel vertolking bij Jurinac, Stich-Randall was te strak als als Sophie. Alleen Edelmann had hetzelfde peil als Jungwirth. De nieuwe Karajan is op dit alles een enorme verbetering. Ten eerste zijn zijn tempi nu iets beter, waardoor de zangers meer gelegenheid heben hun stem te ontplooien en de tekst expressief te geven. Dan heeft hij in Tomowa-Sintow verreweg de beste Marschallin van de vijf, in Agnes Baltsa de beste Oktavian met Jurinac. Het is vreemd met die rol. De creatrice (von der Osten) was een lyrisch-dramatische sopraan. De creatrice in New York (Arndt-Ober) een alt. Sindsdien is de rol gelijkelijk verdeeld in sopranen (Jeritza, Delia Reinhardt), mezzo’s en alten (Olszewska, Ludwig, Baltsa, Minton). Wat stemomvang betreft kan het beide zijn. Strauss’ eerste intentie was ongetwijfeld een sopraan (zelfs de puur lyrische Artôt de Padilla in Berlijn). Bij het componeren noemde hij Farrar als voorbeeld! Maar een mezzo is al spoedig ook toegelaten, en persoonlijk prefereer ik die, omdat de Marschallin en Sophie ook sopranen zijn, en er zo weinig variatie in de stemmen is. Lotte Lehmann had eerst Sophie gezongen, toen Oktavian, en daarna de Marschallin. Intrinsiek kunnen de drie rollen dus door dezelfde zangeres gezongen worden. Bijna alle sopraan-Oktavians zijn later tot Marschallin gepromoveerd! Jurinac en Baltsa dus beiden voor mij aan de top. Kurt Moll is van de vijf Ochsen verreweg de beste, de meest Weense. Jammer dat hier de Sophie niet het peil van Güden bereikt. Janet Perry blijft tamelijk kleurloos en die magische frase “ist wie ein Gruss vom Himmel” mist de vervoering en de hemelse klank die een Elisabeth Schumann daarin wist te leggen. Jammer ook dat Karajan de gebruikelijke coupures maakt. Niet zó vele als von Schuch het al bij de premiere deed (tot woede van Strauss) maar ik blijf er bij dat iedere coupure in dit meesterwerk ongeoorloofd is, de proporties verzwakt. Alles te samen genomen vind ik dit echter de beste der bestaande opnamen. En toch: als ik dan die scènes uit 1934 hoor dan moet ik weer erkennen: Lotte Lehmann WAS de Marschallin. Tomowa-Sintow komt haar het dichtste nabij, maar nog niet volkomen. En geen enkele Sophie (ook Güden niet) kan ook maar tippen aan Elisabeth Schumann. “Das gibts nur einmal, das komt nie wieder”! Moll evenaart Mayr als Ochs ten volle. De Engelse critici schelden op Olszewska’s Oktavian. Ik vind haar de beste van allen. Haar donkere stem geeft de rol iets manlijks, en ze heeft telkens weer kleine details die ik zelfs bij Baltsa mis: “Wie sie befiehlt, Bichette” bijvoorbeeld. Karajan nam ook veteranen in zijn bezetting op. Zong Loose onder Solti de Leitmetzerin, nu is het Wilma Lipp, eens de eerste coloratuur van Wenen en een beroemde Sophie, die op haar zestigste deze Duenna karakter en stijl geeft.

 
Leo riemens  1984

Bekijk Opera