Een dubbele Boheme in Brussel.

Het aantal  Europese theaters dat dit seizoen Puccini's La Bohème afficheert
is niet op twee handen te tellen.
Naast Milaan, München en Wenen is het deze maand de beurt aan Brussel.
Tijdens het Mortier-bewind was er weinig belangstelling voor de Italiaanse
meester.
De laatste serie voorstellingen van La Bohème liep in december 1983.

Als je als "top-theater" anno 2002 La Bohème brengt is de vraag om
legitimatie geen vreemde.
Er dient mijn inziens aan een drietal voorwaarden te worden voldoen:
(In willekeurige volgorde)
1. Eerste klas solisten;
2. Een "verantwoorde" enscenering;
3. Een goed orkest en een uitstekende dirigent.

Gelet op het feit dat de Munt er voor heeft gekozen om in kort tijdsbestek
zeventien voorstellingen te geven
moet er met een dubbele bezetting worden gewerkt.
Dat tot "problemen" leidt zal ik dadelijk duidelijk maken.
Vanwege de dubbele bezetting bezocht ik dus twee "generale repetities",
zaterdag en zondag j.l.
Maar eerst nog dit...
In het jaarprogramma staat Cristina Gallardo-Domas als Mimi aangekondigd..
Het op basis van die informatie trachten te verwerven van een kaartje (147
Euro première en 94 Euro voor een "gewone" voorstelling) levert een koude
douche op: In het programmaboekje wordt mevrouw Gallardo-Domas zelfs niet
meer genoemd.....
En met haar plaatsvervangster had ik kwalitatief de grootste moeite.
De Russische Olga Guryakova beschikt over een heel grote dramatische stem en
beschikt ten ene male niet over het juiste
stemtype om Mimi op een verantwoorde wijze te kunnen zingen.
Rollen als Santuzza, Tosca liggen meer voor de hand.
De rol van Mimi bevestigde de nieuwe stemsoort van "soprani lyrico", die
feitelijk was ontstaan met Verdi's Desdemona.
De nog zeer jonge Tatiana Lisnic is zo'n "soprano lyrico" en zij was dat ook
van de eerste tot de laatste noot een "breekbare" en vertederende Mimi.
En niet alleen qua stem was Tatiana een Lucia om van te dromen....
(Ze noemen me "Mimi" zingt Lucia in haar eerste aria..)
Een groter verschil van "hoe het wel en niet moet" komt nauwelijks beter tot
uiting.....
Het verschil danwel overeenkomst tussen Gallardo-Domas en Lisnic te kunnen
meemaken...DAT had ik graag willen meemaken.
Over het verschil tussen Giselle Allen (eerste bezetting) en Anne-Catherine
Gillet kan ik kort zijn.
Noch qua uitstraling in de rol, noch qua stemmateriaal kan Allen in de
schaduw staan van haar (eveneens zeer jonge) Belgische collega.
Mimi en Musetta van de tweede bezetting steken met kop en schouder zowel
vocaal als geloofwaardigheid in hun rol verre boven bezetting één uit.
Bij het herenkwartet liggen de zaken geheel andersom...
Rolando Villazon (baritonaal geluid zonder boventonen) als Rodolfo vormt
niet de minste bedreiging voor Marco Berti, die over een heldere lyrische
tenor beschikt die aan de stem van Pavarotti (in zijn goede dagen) doet
denken....
Ik verdenk Marco er wel van dat hij Big P. soms tracht te imiteren (zoals
Sutherland in Norma Callas tracht te imiteren).
Peter Mattei, Stephane Degout en Erwin Schrott waren gelijkwaardig aan
Berti.
De heren Earle Patriarco, Alfredo Daza en Allessandro Guerzoni beschikken
over stemmateriaal dat wat mij betreft het niveau van de Munt onwaardig is.

De in een modern jasje (1960) gestoken enscenering kon mij zeer wel bekoren.
Op ieder moment was het duidelijk dat La Bohème op het programma stond.
Christof Loy verdient lof voor zijn aanpak.
Met name het invullen van de stilte-periodes maakte diepe indruk.
Wat ik evenwel niet begreep is de situering van het tweede bedrijf.
Loy stelt in een interview dat de librettisten in het midden laten of het
tweede bedrijf binnen of buiten speelt.
Feit is dat in het eerste bedrijf iedereen zo ongeveer dood gaat van de
kou...en het tweede bedrijf speelt die zelfde avond.
Dat de Italiaanse librettisten niet hebben geweten dat het op Kerstavond in
Parijs verdomde koud kan zijn is nog tot daar aan toe..maar er is toch geen
mens te bewegen om in de vrieskou "gezellig" te gaan zitten eten..
Een "verwarmd" terras is dan eigenlijk de enig mogelijke oplossing ....de
ravottende jeugd en voorbijkomende harmonie zullen inderdaad niet bij
"Momus" binnen zijn geweest.
Het bonte gezelschap van feestende Parijzenaren leverde visueel zeer
aantrekkelijk plaatjes...
Het bood heel aardige gespreksstof in de pauze....en dat is minstens zo
belangrijk bij een operavoorstelling.
Heel knap was dat met eenvoudige middelen ook de situering van het derde
bedrijf , een tolhek in het zuiden van Parijs,
volledig tot zijn recht kwam.
Het eerste en vierde bedrijf was de studentenkamer, zoals het hoort.

En dan koor en orkest....
Van de zeventien voorstellingen neemt Antonio Pappano er elf voor zijn
rekening.
Hem zag ik ook afgelopen weekend aan het werk.
Dat Pappano tot de absolute wereldtop gerekend mag worden bewees hij wederom
ruimschoots.
Eén heel belangrijk wapenfeit.
Sinds Lauri-Volpi en Gigli werd het mode dat Rodolfo aan het eind van het
eerste bedrijf (slot duet *O soave fanciulla*: Amor, amor) met Mimi de hoge
C meezingt (brullen is misschien beter op zijn plaats voor Rodolfo).
Dat men zelfs niet schroomde het duet een halve toon te transponeren, omdat
het anders te "hoog" was voor de tenor
leert ons de opname met Ferrucio Tagliavini.
Antonio Pappano ontnam de tenor zijn goedkoop succes en herstelde daarmee de
poëtische sfeer.
Ik heb al vaker mijn bewondering voor Pappano geuit.
Wil nog eens nadrukkelijk vermelden dat ik het dan over de musicus Pappano
heb.
Naast een James Levine en mogelijk Marcello Viotti zou ik op het moment geen
andere Puccini-dirigent kennen van Pappano's kaliber.
Koor en orkest waren ook nu weer zeer betrouwbare partners.

Zowel aan de voorstelling van  zaterdag als zondag heb ik zeer gemengde
gevoelens over gehouden.
De "vrouwen" van bezetting twee met de "mannen" van bezetting één, in deze
enscenering met dit koor, orkest en dirigent zouden voor een onvergetelijke
Bohème hebben kunnen zorgen...nu waren er toch te veel  "min-punten" bij de
solisten om dit predikaat toe te kennen....
Ben gelukkig dat ik beide bezettingen heb mogen beleven......en als ik dan
toch een keuze moet maken geven de prestaties van Tatiana Lisnic en
Anne-Catherine Gillet de doorslag.
Het moge duidelijk zijn dat de twee bezettingen zeer zeker niet
gelijkwaardig zijn.

Frits van Lijf 2002

Bekijk Opera